De Europese rasstandaard;
FCI Land van herkomst: Groot Brittannië
FCI-nummer: 71 Rasgroep: 3, Terriërs, sectie 1
Algemene verschijning:
Een compacte, sierlijke hond, met een goed beendergestel. Kenmerken: De Manchester terriër is een vurige, oplettende, vrolijke en bedrijvige hond.
Aard:
De Manchester terriër is scherpzinnig en toegewijd.
Hoofd:
Het hoofd is lang, vlak in schedel en smal, vlak, wigvormig, zonder zichtbare kaakspieren, goed opgevuld onder de ogen, met versmallende kaken met goed aaneensluitende lippen.
Ogen:
De ogen zijn klein, vurig en donker, amandelvormig. Ze mogen niet uitpuilen.
Oren:
De oren zijn klein en V-vormig. Ze worden goed boven de bovenbelijning van het hoofd gedragen en hangen dicht naast het hoofd boven de ogen.
Mond:
De Manchester terriër heeft een rechte kaak met een regelmatig schaargebit. Dat wil zeggen dat de boventanden nauw over de ondertanden staan en recht in de kaken.
Hals en schouders:
De hals moet behoorlijk lang zijn en van de schouders naar het hoofd versmallen. De hals moet vrij van keelhuid zijn en bij het achterhoofd licht gebogen.
Voorhand:
De schouders zijn welgevormd en goed afvallend. Het front is smal en diep. De voorbenen zijn volkomen recht en staan goed onder de hond, en zijn van een bij de hond passende lengte.
Romp:
De romp is kort, de ribben zijn goed gewelfd, licht gebogen en opgetrokken achter de ribben. Achterhand: De achterhand is sterk en gespierd en goed gebogen bij het kniegewricht. De achterpoten zijn niet koehakkig, en niet met naar binnen gedraaide voeten.
Voeten:
De voeten zijn klein (tussen een hazen-en kattenvoet in). Ze zijn sterk en de tenen zijn goed gebogen.
Staart:
De staart is kort, aangezet waar de bocht van de rug ophoudt. De staart is dik bij het begin en versmalt zich tot een punt. De staart wordt niet boven de ruglijn gedragen.
Gangwerk / beweging:
Het gangwerk is recht, vrij en evenwichtig, met goed uitgrijpende voorhand en een stuwende kracht in de achterhand.
Beharing:
De beharing is dicht, glad, kort, glanzend en stevig van structuur. De Manchester terriër heeft geen ondervacht. Kleur: De kleur is gitzwart en rijk mahoniebruin (tan). Deze is op de volgende wijze verdeeld. Op het hoofd moet de snuit bruin zijn, behalve op de neus, die evenals het neusbeen gitzwart moet zijn. Boven beiden ogen moet een bruine vlek aanwezig zijn. Op beiden wangen moet een bruine vlek aanwezig zijn. De onderkaak en keel moeten bruin zijn met een duidelijke V-vormige zwarte aftekening, net onder de kaak. Duimafdruk en potloodstrepen op de tenen. De voorpoten moeten vanaf de voorknie naar beneden bruin zijn, behalve de tenen, die zijn zwart gelijnd (pencilled). Er moet een duidelijke zwarte duimafdruk (thumbmark) aan de voorkant boven de voet aanwezig zijn. De achterpoten zijn aan de binnenzijde bruin, maar bij het kniegewricht met zwart doorlopen. Onder de staart bruin, de anus is eveneens met bruin omringd, maar zo dun mogelijk, zodat de staart het kan bedekken. Op de borst is aan beide kanten een bruine vlek ( Rosette). Bruin op de buitenzijde van de achterpoten, een algemene broek (breeching) is ongewenst. Nergens mag het zwart zich met het bruin mengen, of omgekeerd, de afscheiding van de kleuren moet scherp zijn. Witte vlekken zijn niet toegestaan in de vacht.
Grootte:
De ideale schofthoogte voor reuen is: 40-41 cm.(16 inch) De ideale schofthoogte voor teven is: 38 cm (15 inch)
Fouten:
Iedere afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.
Opmerking:
De reuen moeten twee normaal ontwikkelde testikels hebben, die goed in het scrotum zijn ingedaald.